Vandaag was het de dag om de Icefields Parkway te
rijden. In Banff zag het er wat bewolkt uit, maar toen ik een poosje
op weg was, werd het snel beter. De beroemde Parkway begint een
eindje voorbij Lake Louise en verbindt de plaatsen Banff en Jasper
met elkaar.
Omdat
ik gisteren Lake Louise bij ongunstig middaglicht had gezien, ging
ik er weer even heen en 's ochtends is het inderdaad veel beter qua
lichtval. Er zijn dan al wel veel mensen, maar het was toch minder
druk dan gisterenmiddag. En, de bootjesverhuurder was nog gesloten,
dus het meer was helemaal leeg...
Het is gewoon een heel fraaie plek in de Canadese
Rockies die je gewoon moet bezoeken als je er toch in de buurt komt.
Dat grote hotel en die drommen toeristen moet je dan maar even op de
koop toenemen. Vooral de gelaagde bergen op de achtergrond zijn heel
karakteristiek voor de Rocky Mountains.
Tussen het meer Lake Louise en het gelijknamige dorp is er een
afslag naar Moraine Lake, volgens sommigen nog mooier dan Lake
Louise. Het was er in elk geval veel rustiger, maar ook hier zag ik
nogal wat Japanners rondlopen. Ik hoorde een enkele keer Nederlands
en vooral ook Duits praten en er liepen ook Amish rond. Het meer
wordt niet gestuwd door een morene, zoals de naam doet vermoeden,
maar door een bergstorting. Op het puin is een mooi pad aangelegd,
vanwaar je het beste uitzicht op het meer krijgt. De diepblauwe
kleur lijkt nep, maar iedereen die hier wel eens geweest is, herkent
de kleur direct als behorend bij de Canadese Rocky Mountains.
Het
begin van de Icefields Parkway (Parkpas verplicht - er wordt
gecontroleerd!!) dat ik na mijn bezoek aan Moraine Lake opzocht was
niet spectaculair. De weg voerde me tussen de bossen door en de
bergen zijn daar nog niet zo hoog.
Maar vanaf Hector Lake begonnen én het weer én het uitzicht sterk te
verbeteren. Aan beide kanten van de weg zag ik hoge bergen, met
typische gelaagde toppen, die eruitzien als gebouwen of kastelen.
Verder zijn de lange glooiende hellingen met naaldbomen zeer
karakteristiek.
Overal langs de weg zijn viewpoints en als je
enigszins tijd hebt, moet je op elk viewpoint stoppen en even
rondkijken. Bij deze stopplaatsen zijn gletsjers, meren of
bijzondere rivieromstandigheden te zien.
Op
Bowsummit (Bow Pas) liep ik de korte wandeling naar een bijzonder
fraai viewpoint. Je staat daar boven Peyto Lake dat er even
betoverend donkerblauw uitzag als Moraine Lake. Op Bowsummit is het
nooit echt warm (ook vandaag was een truitje geen luxe) maar
gedurende 9 maanden van het jaar kun je hier helemaal niet komen. Er
ligt dan een dik pak sneeuw. Des te wonderlijker dat er dan in die 3
maanden nog zoveel groeit en bloeit.
De weg gaat verder in noordelijke richting en na nog
enkele stops kwam ik op Saskatchewan crossing, waar je rechtsaf kunt
van de Parkway af, Alberta in. Dit is de eerste plaats waar je
benzine, eten, drinken en ontzettend veel souvenirs kunt kopen en
waar je eventueel in een motel zou kunnen overnachten. Als je twee
dagen over de Parkway wilt doen, en dat is heel goed mogelijk, en je
wilt in een motel slapen, dan moet je je tocht zo plannen dat je
hier kunt overnachten. Als je kampeert, kan dat op meer plaatsen
langs de Parkway.
Vanaf
de crossing was het nog dik 50 km tot Columbia Icefield. Voordat ik
daar aankwam passeerde ik Parkers Ridge trail, een van de meer
serieuze wandelroutes langs de weg. Vanaf de parkeerplaats kun je
naar de Parkergraat lopen. Dat kost je in totaal ongeveer twee uur.
Voor die inspanning word je beloond met prachtige uitzichten op de
Saskatchewan gletsjer, die vanaf de weg totaal niet te zien is. Ook
het uitzicht in de richting van de weg is schitterend, en door de
hoogte die
je
bereikt weer heel anders dan vanaf de weg in het dal. Vanaf de
gletsjer waaide een kille wind. Als je hier een poosje wilt zitten
om te genieten van het uitzicht, en waarom zou je dat niet willen,
moet je wel een truitje of een jas meenemen. Op het pad en op de
graat was het redelijk druk, want de wandeling is beroemd en
terecht! Maar je hebt beslist niet het idee dat je door de drukte
geen kant op kunt. Er is alle gelegenheid om individueel van het
schitterende landschap en van de wandeling te genieten.
Ik liep terug naar de parkeerplaats en vervolgde mijn autorit in
noordelijke richting, tot ik de volgende stop maakte bij Columbia
Icefield.
Columbia
Icefield is eveneens wereldberoemd, zeer indrukwekkend, maar hier
hoef je geen wandeling of klim te maken om het gletsjerijs te zien.
De ijsmassa komt hier tot vlakbij de weg en is dan ook duidelijk te
zien vanaf de weg. Men organiseert rondritten over de gletsjer met
speciale bussen, maar dat schijnt niet erg spectaculair te zijn. Je
komt dan terecht op een volkomen vlak deel van de gletsjer, waarbij
je natuurlijk wel midden in het ijs staat en nog iets dichter bij de
bergtoppen en de steilere delen van de ijsrivier. Maar omdat zo'n
tochtje ruim 2 uur in beslag neemt en ik die tijd niet beschikbaar
had beperkte ik mij tot een korte stop om wat foto's te maken, even
rond te kijken en wat drinken te kopen.
Daarna reed ik verder naar de laatste echte
onderbreking van deze dag, de Athabasca Falls, een fraaie bruisende
waterval, net ver van Jasper vandaan. Jasper is een zeer
toeristische plaats, maar minder mondain dan Banff, aan het eind van
de Icefields Parkway. Hier is op de bonnefooi ook nog wel een kamer
te vinden, al vragen ze net als in Banff het dubbele of meer van wat
elders gebruikelijk is. Ik boekte en kamer en kon terugblikken op
een fraaie dag. Ik had geen beren gezien, maar wel schapen,
steenbokken en grondeekhoortjes, maar daar wemelt het hier overal
van.
Conclusie: De Icefields Parkway
is zeer de moeite waard. Mooi weer, zoals ik had, is wel een
voorwaarde om alles optimaal te kunnen zien. Deze route kan ook
gemakkelijk in twee dagen worden gereden, dan heb je wat meer tijd
om langer op mooie viewpoints te blijven of eens een extra wandeling
te maken.