De afstand van Revelstoke naar Banff bedraagt 230 
			mijl door een afwisselend berglandschap. Over die mijlen kun je 
			gemakkelijk een hele dag doen, want er is onderweg genoeg te zien en 
			te beleven.
			
			
Dat begon al 20 minuten na mijn vertrek bij Super 8 in Revelstoke, waar ik goed sliep en een complementary breakfast at. Ik 
			passeerde een bordje met daarop de mededeling "Giant Cedars trail". 
			Dat bleek een houten pad te zijn, aangelegd in een stukje van 
			Revelstoke Park, waar inderdaad enorme naaldbomen groeien, waaronder 
			veel Red Cedar. Het is een wandelingetje van ongeveer 500 m, maar 
			zeer de moeite waard om even van de weg af te gaan. Het duurde ook 
			lang genoeg om te merken dat de anti-mug spray effectief was. Een 
			eindje verder langs Highway 1 passeerde ik Hemlock Grove, een 
			vergelijkbaar bospad, wat ik ook verkende.
			
			
			
Dan komt Rogers Pass in zicht, een (voor Europese 
			begrippen) gemakkelijke bergpas, maar vergelijken met Europa heeft 
			weinig zin, hoewel je het onwillekeurig toch steeds weer doet.
			Alles in dit werelddeel is grootser, royaler, ruimer en van een 
			onvergelijkbare schoonheid. 's Winters kan het hier overigens 
			behoorlijk spoken, getuige de tentoonstelling op de Pass.
			Inmiddels 
			was ik Glacier National Park binnengereden. Je merkt daar verder 
			niets van en gewoon over de weg rijden kost niets, maar zodra je een viewpoint of een andere interessante 
			plaats wilt bezoeken heb je een 
			parkpas nodig. De jaarpas die voor alle Parken geldig is, voldoet 
			daarvoor natuurlijk ook. Overigens is er vanaf de weg niets 
			speciaals te zien van dit Park. Je moet daarvoor gaan wandelen of op 
			een andere manier van de weg af, de natuur in.
			Na het park verlaten te hebben, gaat de weg naar 
			Golden, een plaatsje met tankstations, fastfoodtenten en een paar 
			motels. Vanuit Golden reed ik verder in de richting van Kicking 
			Horse Pass, ook een eenvoudig te berijden pas. Na 25 km reed ik Yaho 
			National Park binnen en daar was wel het nodige te zien:
			 
			
			Iets voor Field ging ik Highway 1 af in de richting 
			Emerald Lake. Onderweg kwam ik langs een natuurlijke brug in het 
			water, waar bussen vol filmende Japanners 
			rondliepen. Deze mensen kijken niet direct naar 
			het landschap, maar bezien alles door hun video- of fotocamera. De 
			omgeving is fantastisch, maar ik vroeg me wel af of je dat nu op z'n 
			best door zo'n zoekertje of op zo'n minuscuul schermpje bekijken 
			kunt....
			 
			 
			
			
			
Een eindje verderop aan dezelfde zijweg van Highway 
			1 ligt 
			Emerald Lake, waar ik vervolgens heen reed. Daar zag ik voor 
			de eerste keer het bijzonder blauwgekleurde water, dat je overal in 
			de Canadese Rocky Mountains tegenkomt. Een mooi, schilderachtig 
			donkerblauw meer, omringd door bergen, die hier inderdaad al Rocky 
			Mountains heten.
			Ook 
			hier zag ik heel veel Japanners en verder souvenirkopende toeristen 
			uit de hele wereld.
			 
			 
			
			Ik reed terug naar Highway 1 en volgde deze route 
			verder in oostelijke richting. Een eindje voorbij Field ging ik 
			opnieuw 
			de weg af, nu in de richting van Takakkaw Falls, een honderden 
			meters hoge waterval, die gevoed wordt door het enorme ijsveld in de 
			Rocky Mountains.
			Vanaf de parkeerplaats maakte ik de fraaie wandeling naar de voet 
			van de waterval, waar veel meer mensen een bezoekje brachten. 
			Overigens waren hier niet veel Japanners te zien. Blijkbaar is dit 
			niet spectaculair genoeg, of ligt het te ver van de hoofdweg af.
			
			
			
			
			
Na het bekijken van de waterval reed ik opnieuw 
			terug naar Hwy 1 en reed verder in de richting van Kicking Horse 
			Pass. Voordat ik daar aankwam passeerde ik The Spiral Tunnel, een 
			keertunnel waar de treinen door een bocht in de berg hoogte winnen 
			om de Pass te kunnen bereiken. De treinen in Canada zijn enorm lang, 
			zo lang dat ze bij dit soort tunnels 'over zichzelf 
			heenrijden' Terwijl ik stond te kijken op de parkeerplaats (met 
			uitvoerige informatie over de tunnel) kroop er juist een trein 
			omhoog. Inderdaad kon de machinist hier vanuit zijn cabine het 
			laatste deel van zijn eigen trein zien, dat op dat moment de tunnel nog moest inrijden.
			 
			De Kicking Horse Pass zelf stelde niet veel voor. De 
			stijging is zeer bescheiden en zeker in de zomer probleemloos te 
			doen. Op de pas is een soort tentoonstelling te zien, maar ze zouden 
			hier wel wat meer aandacht aan kunnen besteden, zeker omdat Kicking 
			Horse op de Continetal Divide (de waterscheiding) ligt. Aan de 
			westkant stroomt het water naar de Grote Oceaan, de oostzijde watert 
			uiteindelijk af op de Atlantische Oceaan. 
			Vanaf Kicking Horse was het niet ver meer naar Lake 
			Louise, een wereldberoemd en zeer fraai meer, een eindje boven het 
			gelijknamige dorpje. Het meer wordt dan ook zeer drukbezocht. Hier 
			kun je het beste 's ochtends naar toe gaan, want 's middags kijk je 
			tegen het licht in en dan ligt met name de fraaie bergwand in de 
			schaduw en schittert het water je hinderlijk tegemoet. 
			Lake Louise bevat slechts enkele mogelijkheden om te 
			overnachten, vandaar dat ik nog een eindje verder reed, tot ik na 
			ca. 60 km Banff bereikte. Banff is een zeer toeristische plaats, die 
			in het gelijknamige National Park ligt. De sfeer is er een beetje 
			mondain en de prijzen zijn er hoog. Ik vond een kamer bij Best 
			Western, inclusief Jacuzzi voor een belachelijk hoge prijs. Je moet 
			er blijkbaar wat voor over hebben om in Banff te willen slapen en 
			gezien de vele bordjes met 'No Vacancies' mocht ik al blij zijn 
			sowieso een slaapplaats te vinden.
			Een prachtige dag gehad, met bijna teveel 
			verschillende indrukken.