Ook in Everett kon ik bij Days Inn goed ontbijten en
internetten. Dit soort services kwam ik vaker tegen dan in mijn
vorige vakanties, maar
niet alle motelketens waren al even ver in het (gratis) aanbieden van
deze diensten. Ik zocht op Internet naar de dichtstbijzijnde
Walmart omdat
ik een nieuwe camera ging kopen. De Medion (van de
Aldimarkt) die ik
tot nu toe gebruikt had bleek na enkele jaren trouwe dienst helaas slecht belichte en volledig verkeerd
gekleurde foto's te maken. Waarschijnlijk was de chip kapot. Jammer,
maar mijn eigen foto's van Mt. St. Helens en Seattle bleken daardoor
allemaal mislukt te zijn...
Ik ontdekte dat 8 mijl naar het noorden in
Marysville er een Walmart was. Na het ontbijt reed ik daarheen en
ging de winkel binnen. Min of meer op goed geluk koos ik een camera
van Canon die evenals mijn Medion én op vier penlights én met Compact Flash werkte, zodat
ik geen nieuwe kaartjes hoefde te kopen en ook met de
stroomvoorziening niet in de problemen zou komen. In deze winkel
plaatste ik voor de eerste keer mijn handtekening op een
elektronisch schrijfbordje, waarmee mijn creditkaart werd
geverifieerd. De krabbel die ik op dat bordje plaatste, stond later
keurig op mijn aankoopbon.
Wat nu te doen? Het weer zag er somberder uit dan
alle voorgaande dagen: regen, veel bewolking en een lage temperatuur. Ondanks
dit gegeven besloot ik toch maar de Cascade Mountains in te gaan;
misschien was het achter de bergen wel beter...
Ik reed een stukje terug over Interstate 5 en draaide bij Everett
road 2 op, richting Stevens Pass. Dat stond heel
indrukwekkend, maar ook bergen hebben in Amerika veel ruimte en
daarom kwam ik op de pasweg weinig haarspelden tegen en ging het
allemaal gemakkelijk omhoog.
De weg klom geleidelijk door dichtbebost
middelgebergte omhoog. Zeker gedurende de eerste 20 à 30 mijl zag ik
de gebruikelijke handelswaar langs de weg te koop: allerlei soorten kleinfruit en gebruikte auto's (en hier
vooral ook gebruikte trucks!)
Tegen de middag kwam de Stevens Pass in zicht (4000
Ft, het laatste stuk toch nog enigszins steil) Ik was toen nog niet
boven de boomgrens, maar aan de aanwezige liften te zien kan er in de winter hier wel
geskied worden. Het was hier nog steeds druilerig weer, koud en vooral
bewolkt, maar al vrij snel na het passeren van de pas begon het weer op
te knappen: het werd droog en er ontstonden steeds meer en grotere gaten in de
bewolking.
Toen ik bij
Leavenworth aankwam, was het inmiddels
heerlijk zonnig en warm! Leavenworth was tot mijn verbazing een
Duits aandoend dorp: namaak Beierse huizen, Zwarte-Woud-achtige
bloembakken (maar dan niet gevuld met geraniums), allerlei
Duitstalige opschriften enz.
Na mijn lunch bij Mc Donalds liep ik even rond in
dit supertoeristische dorp. Enkele mensen bleken rond 1960 het idee
te hebben opgevat om van hun woonplaats een Duits dorp te maken, om
de economische problemen van de gemeenschap te verhelpen. En met
succes: het dorp wemelt van de Amerikanen, die al dan niet in de
gaten hebben op welke manier ze hier genept worden.
Daarna reed ik verder in naar het oosten, richting
Wenatchee. Het landschap veranderde langzaam maar zeker in een dorre
wildernis waar op de heuvels niet langer bomen groeiden, maar alleen
wat vetplantachtige struikjes en verdroogd gras. In de dalen was het
groen, want daar was bevloeiing. Achter de bergen bleek het dus
inderdaad droog te zijn, en niet alleen op deze zaterdag! Warm was
het ook: voor het eerst in mijn vakantie zag ik de temperatuur boven 80
F stijgen.
Voordat ik Wenatchee bereikte, stuitte ik op de Columbia rivier en
daar draaide ik de Alt 97 in noordelijke richting op. Inmiddels had
ik aan de bordjes langs de weg gezien dat de route waarop ik reed
bekend staat als de Cascades loop. De Columbia rivier stroomt hier door een
breed dal. Beneden is het groen, maar de heuvels zijn verder dor en
kaal.
Een eindje op de Alt 97 kwam ik langs Rocky Reach
Dam, een flinke stuwdam waar elektriciteit wordt opgewekt. De dam
was te bezichtigen en dat was best interessant. Vooral de vistrap was
mooi om te zien. Je kunt onder water in de vistrap kijken en ik zag dat
deze
voorziening echt werkte: grote vissen zwommen langzaam maar zeker
tegen de stroom in omhoog. Verder was het mooi om te zien hoe de
techniek van zo'n waterkrachtcentrale werkt. En het gebrom van de
generatoren op de achtergrond herinnerde er steeds aan dat hier
elektriciteit werd gemaakt.
De weg ging nog een heel eind verder in noordelijke
richting voordat ik bij Pateros terug naar het westen afboog in de
richting van Washington Pass en Rainy Pass. Toen zag ik het
omgekeerde gebeuren: het landschap werd langzamerhand groener, ik
zag steeds meer bomen en aan de lucht kwamen ook weer wolken op.
Het mooiste stuk van de loop kwam wat mij betreft na
de passen: prachtig berglandschap met meren en beken en een goede,
slechts zelden heel steile, weg omlaag. De weg was wel lang, het was
al tegen 8 uur toen ik bij Sedre Woolley aan de 20 een maaltijdje
kocht en even pauzeerde.
Vervolgens reed ik verder naar Interstate 5 en dan Noord tot Bellingham, waar ik de 539 richting Canadese grens koos. Ik kwam
langs het plaatsje
Lynden, waar zo te zien nogal wat ex-Nederlanders
wonen. Zeker de helft van de firmanamen was Nederlands van
oorsprong.
Even voor 9 uur was ik bij de grens en het
kostte me maar 10 minuten om die te passeren. Doordat ik op een
secundaire weg de grens over wilde en het erg rustig was, ging het
er allemaal relaxt aan toe, al wilde men wel weten wat ik in Canada
ging doen, of ik er al eens eerder was geweest en hoe lang ik van
plan was om te blijven. Toch liep het allemaal gesmeerd zodat ik rond
9.15 uur hartelijk verwelkomd werd door de schoonouders van mijn
neef, ook Nederlanders, die vlakbij de grens in
Aldergrove wonen.
Tijd voor een praatje en een beetje slaap.
Afgelegde afstand vandaag: ca. 400 mijl
Afgelegde afstand totaal: 975 mijl
Ga voor meer foto's naar mijn albums op Webshots.
Klik
hier (opent in nieuw venster)
Reageren? Stuur mij een
e-mail